Erna Nijman ArtProductions

  Finisterre

Een dialoog, een gesprek in beelden, kan dat? Is een beeldend kunstenaar zich niet met beelden gaan bezighouden omdat hij/zij iets wil uitdrukken dat de spreek- en schrijftaal overstijgt; iets dat alle woorden uit de dikke Van Dale niet kunnen zeggen? En komt de kunstenaar hiermee niet in het gebied van een geheel eigen, persoonlijke beeldtaal terecht; een beeldtaal die anderen, collega's of het publiek, nog wel kunnen volgen of op z'n minst kunnen interpreteren, maar die ze zelf niet kunnen spreken omdat het hun taal niet is. Ontstaat er niet haast een Babylonische spraakverwarring zodra een andere kunstenaar een poging waagt een antwoord in zijn of haar eigen, evenzo specifieke, beeldtaal te formuleren? Is er wel communicatie tussen verschillende beeldtalen mogelijk, en zo ja, hebben anderen dan degenen die aan het woord zijn er dan nog wel iets aan? Met andere woorden: kan het publiek de dialoog volgen? Ontstaat er geen spel waarvan slechts een kleine incrowd de regels kent? Of moet je het wellicht precies omgekeerd zien: is er een universele beeldtaal die alle spreektaal overbodig maakt? die iedereen herkent en 'spreekt'?

Toen beeldend kunstenares Erna Nijman in oktober 1988 Finisterre oprichtte waren deze vragen nog niet aan de orde. Gedreven door de behoefte meer met haar ruime Amsterdamse atelier, bestaande uit een klaslokaal en een kleine aangrenzende ruimte in een voormalig schoolgebouw, te doen dan alleen een werkplek voor zichzelf te creëren, ontstond Finisterre. Finisterre, een kunstenaarsinitiatief zoals ze het zelf noemt, werd een werkplek annex tentoonstellingsruimte waarin niet alleen zijzelf maar ook andere kunstenaars de gelegenheid krijgen zich te manifesteren. De naam is niet alleen gekozen vanwege de mooie klank en de mysterieuze, aardse associaties die het oproept. Finisterre is tevens de rotspunt aan het einde van een smalle landtong in noordwest Spanje, zo genoemd in de tijd waarin men nog dacht dat de wereld plat was. Het woord verwijst naar het punt waar de aarde ophoudt, het uiterste punt dat je kunt bereiken. De allereerste tentoonstelling, die het begin van Finisterre markeerde, betrof Erna Nijmans gelijknamige installatie.

Afbeelding Finisterre
installatie Finisterre, 1988

Onmiddellijk na de tentoonstelling belegde Erna Nijman een bijeenkomst waarop ze met een aantal bekenden die allen werkzaam zijn op het gebied van de beeldende kunst (hetzij als kunstenares, hetzij als kunsthistorica of -critica) over het concept van Finisterre discussieerde.

Een van de ideeën die hieruit voortkwamen is in het seizoen 1989-1990 uitgewerkt. In een serie van vier tentoonstellingen reageerden vier beeldend kunstenaars met werk op een bestaande tekst of een bestaand beeld dat zij van Erna Nijman kregen aangereikt, en waarin Erna Nijman een link zag met het oeuvre van de betreffende kunstenaar. De manier waarop er aan deze 'dialogen' vorm werd gegeven was heel verschillend.

De reaktie op de door Erna Nijman uitgereikte 'beelden' is heel verschillend geweest. Samenvattend zou je kunnen zeggen dat er achtereenvolgens een vertaling (Lies de Wolf), een ontkenning (Mario Dijsselbloem), een assimilatie (Daniël Dutrieux) en een reconstructie (Hendri van der Putten) van een beeld of tekst plaatsvond.

In 1990, nadat de eerste serie was afgesloten, voegde beeldend kunstenaar Jos den Brok zich bij Finisterre. Samen met Erna Nijman begon hij aan de voorbereidingen voor de tweede serie die iets anders van opzet zou zijn. Het eerste beeld zou nu niet alleen door de initiatiefnemers worden aangedragen, maar ook door henzelf worden vervaardigd. Opnieuw werden vier kunstenaars geselecteerd met als criterium dat Erna Nijman of Jos den Brok geboeid moest zijn door het betreffende oeuvre. Een van hen zou dan naar aanleiding van dit oeuvre een werk maken waarmee de kunstenaar zou worden geconfronteerd, en waarop hij of zij zou moeten reageren. Deelnemende kunstenaars waren Ans Verdijk, Jan van Munster, Anke Reevers en Silvia Steiger.

Een dialoog in beelden, kan dat? De tentoonstellingen in Finisterre bewezen onomstotelijk dat kunstwerken van verschillende kunstenaars een gesprek kunnen aangaan. Soms vloeiend, soms hakkelend, stotterend, soms zelfs zwijgend. Als iets in de twee series opviel, is het wel de verschillende interpretaties die het woord dialoog opriep, variërend van elkaar rustig aanvullen tot felle uitdaging. Soms werd er tijdelijk een andere taal gesproken. De opzet van de tweede serie was intenser en reikte dieper dan de eerste serie, met name omdat de initiatiefnemers nu zelf een werk vervaardigden voor de gastkunstenaars.

Finisterre heeft met deze twee series iets getoond van de spanningsvelden die er tussen beeldtalen bestaan. Een gewaagd experiment aangezien elke mislukking, elk falen, ogenblikkelijk voor het publiek waar te nemen zou zijn. 'Even snel een ander werk ophangen' gaat niet binnen een dialoog. Een zin die je begint kun je niet zomaar afbreken of weer intrekken zonder het gesprek te verstoren. Wat de twee series hebben opgeleverd is niet die ene universele beeldtaal, evenmin als het tegenovergestelde, de Babylonische spraakverwarring. Wat ze hebben opgeleverd waren spannende tentoonstellingen, waarbij de verschillende werken elkaar de ene keer liefdevol omarmden, elkaar dan weer vanaf een veilige afstand koel observeerden. Twee series tentoonstellingen die niet alleen bewezen dat een dialoog in beelden mogelijk is, maar deze ook nog eens in zijn vele facetten verkenden.

fragmenten uit: Finisterre, een kunstenaarsinitiatief tekst: Hanna de Heus